<$BlogRSDUrl$>

17.2.04

Stalin slaapt 

We staan voor een huis, het enige huis dat in de landerijen te zien is. Het huis is helemaal van stro gemaakt, maar is toch een echt huis. Achter het huis staat een rij populieren. De rij lijkt naar links tot de horizon door te lopen, maar wordt twee keer onderbroken: eerst voor het kanaal en later nog voor de grote weg. Naast ons staat een volle aanhangwagen op het zandpad. De kar staat scheef omdat trekstang gewoon op de grond licht; er mist een auto. Een strak blauw dekzeil houdt de spullen, het lijken meubels, op zijn plaats. Het is aangenaam warm en vanuit het huis klinken vrolijke stemmen.
We praten wat.

of

Langs de weg ligt een parkeerplaats met vrachtwagens. We rennen er over. Het ziet er uit alsof we een balletje trappen, maar een bal is niet te zien. Langs de weg en de parkeerplaats staat grijs metaalplaat als hek of muur, grijs met een tikje lever. Je ziet alleen wat er boven uit steekt. Daar suggereren kranen het bestaan van containers en schepen, misschien een sloopterrein. Maar je ziet het niet. Ook de vrachtwagens zijn grijs met een tikje lever. Eigenlijk is alles grijs met een tikje lever. Alles is geschilderd zoals schepen worden geschilderd, met dikke lagen, gewoon overal overheen. Aan erg hoge palen midden op de parkeerplaats hangen schijnwerpers als lantaarns. Ze zijn niet aan, terwijl het toch al schemert. Het rennen wordt wandelen als we bij de spoorlijn komen.
Er wordt ontspannen gelachen.

of

In deze stad ligt een eiland in de rivier. Het eiland is groot en kent zoveel brede bruggen dat weinigen het als een eiland herkennen. Alleen op de kaart zie je dat het echt een eiland is. De wegen tussen de bruggen golven dwars over het eiland, over de twee heuvelruggen aan beide boorden. Tussen de twee heuvels, midden op het eiland ligt de kleine botanische tuin van de stad, misschien wel van het land. De tuin heeft prachtige kassen met goudkleurige, misschien wel gouden bogen om het glazen dak te ondersteunen. Het is niet eens kitch.
Ik wandel wat tussen de bomen.

of

Het is een rechthoekig en geheel geplaveid plein. Aan de twee lange zijden van het plein liggen hoge gebouwen. Aan de korte zijden gaat het plein over in parken. Op het plein rijden auto's steeds uit andere richtingen, afhankelijk van welk stoplicht op groen staat. Ik heb me goed voorbereid en ben te vroeg. Dat stemt me tevreden. Ik kijk in de etalage van de kantoorboekhandel onder in een van de hoge gebouwen. Je kunt het gebouw best een wolkenkrabber noemen. De etalage ademt de jaren zeventig, met vinyl ringbanden en onderleggers en grijze ladekasten. Ik ga naar binnen en koop een extra schrift. Als alle stoplichten op rood staan ren ik het plein over, het is een stevige afstand, maar het gaat me makkelijk af. Op de stoep wandel ik verder naar het gebouw waar ik denk te moeten zijn. Boven de dubbele schuifdeuren prijkt een acht; ik ben op het juiste adres. Als ik binnenkom gaat de lift net open en komt een jonge vrouw in grijsbruin mantelpak me tegemoet. Ze lacht, draait een kwartslag en spreidt haar armen; ze nodigt me in de lift.
Ik werd verwacht.

of

Het station van de ondergrondse lijkt nog het meest op een mijnschacht met veel te veel hoogte. Het plafond zit ruim twintig meter boven de perrons. Het is er donkerder dan je gewent bent in metro's. Het schijnsel van de lampen aan het plafond bereikt het perron nauwelijks. Een lange smalle roltrap, die midden op het perron begint, benadrukt de hoogte door in een klein lichtpuntje te eindigen. Boven stap ik een stationshal binnen, Victoriaans maar dan zonder pleistering. Bakstenen tierlantijnen en juist een veel te laag dak. Er rijden treinen die nog ik alleen kende van de folders van de Märklin, een bedekte rood, een strakke balkvorm met ronde hoeken en een bedeesd geluid.
Ik eet een broodje.

16.2.04

Cebus 

Cebus. Zo heette hij. Als we om een uur of 8 aan kwamen fietsen zat hij in zijn keukentje de NRC te lezen. Hij had de boerderij overgenomen van zijn ouders maar wat voor boer ben je als je Cebus heet en de NRC leest. Dat dachten de boerinnen ook, want hij had nooit iemand kunnen bekoren. Hoewel we nog niets van de liefde begrepen, begrepen we dat wel.

We reden gelijk door naar de schuur en trokken een overall en laarzen aan. Dan liepen we terug naar de keuken. Cebus zat aan de keukentafel en legde ons uit wat die dag de bedoeling was, zette koffie met zout en buisman, at een boterham met ontbijtkoek en aaide zijn stokoude hondje. Het hondje zou de spinazieoogst dat jaar niet overleven. Ze hebben hem uit de klei moeten graven.

Dan liepen we naar het land en daar een dag heen en weer tussen de bieten, 400 meter heen en 400 meter terug, met op je rug een rugspuit met 10 liter groeihormoon. Je spoot een wolkje op de foute plantjes. Waar je geweest was hadden ze een u-bocht gemaakt en waren hard bezig naar de grond te groeien.

Op het land begon het niet zomaar met regenen. De buien kwamen aanglijden en je hoorde ze van verre aanruisen over de spinazie, aardappelen en bieten. Dan keek je elkaar aan en ging je spuit ruilen voor een hak. Spuiten werkte niet in de regen.

De hak is een soort teruggebogen schoffel. Je wipte de plantjes uit de grond, dan gaan ze alsnog dood. De truuk is zoveel mogelijk van de wortel en zo weinig mogelijk grond mee te wippen.

En 's avonds in bed zag je op het plafond nachtschade, distel, ruit.

13.2.04

Verzoend met de draak 

Het Gesticht was vernoemd naar een heilige die een draak versloeg. Symboliek lijkt me een belangrijke houvast als je de werkelijkheid uit je vingers glipt.

Maar groot is mooi en veel is lekker, dus fuseerde het voortvarende management zijn Gesticht met anderen. En bij een fusie past een naamsverandering. Het Gesticht heet nu naar de modderige regio waar de bewoners toch al vandaan kwamen. Het bord bij de ingang met het nieuwe logo is alweer kapot. De kapel op het groene terrein, die eerst nog zijn legitimering vond in de naam, staat er verloren bij en biedt weinig troost meer.

Op de smalle weg langs de kapel loopt een vrouw. Ze ziet er uit als een boerin in ruste. Haar schoenen zijn groen; schuimzolen voor de comfortabele loop, maar net te klein voor haar gezwollen voeten. Ze draagt een wollen mantel van iets donkerder groen die net onder haar knieën begint. De mantel zit stijf om haar llichaam en lijkt het bij elkaar te houden. De bovenste knoop van de mantel is dicht en op de kraag ligt haar statige en gevulde onderkin. Ze draagt een plastic montuur met grote ronde glazen. Haar grijze permanent is mooi gedaan en weet goed de dunnere plekken in haar haar te maskeren.

Achter haar bril huist continu een frele glimlacht en al van grote afstand hoor ik haar hakken door de steentjes sloffen.

11.2.04

8 mm 

Er stond een rolkar in de kantine, een beetje in de weg. Zo'n kar met manshoge stalen rekken aan de zijkant waarin supermarkten hun spullen laten aanvoeren. In de zijkanten zit een speciaal plaatje gelast, voor stickers. Op het plaatje van deze rolkar zat ook een sticker. Een sticker met veel cijfertjes en een barcode. De leesbare tekst sprak:"Andijvie 8mm". En daar kan een kar vol van. Alleen stonden er nu kratten in. Zonder andijvie. Leeg. Maar de kar had ooit vol gezeten met andijvie, gesneden op precies 8mm.

Goaaaaaaaaal 

Kleine W. is ruim een jaar. Elke dag leert hij iets nieuws en elke dag levert hem dat euforie. Het moet de gelukkigste tijd van het leven zijn, in ieder geval tot nu toe.

Hij loopt door de kamer met zijn armpjes in de lucht. Zijn gezicht straalt. Het doet nog het meest denken aan de linksback van het Nigeriaanse voetbalelftal die in de finale het winnende doelpunt scoort en een aanloopje neemt voor zijn salto naast de cornervlag. Het publiek scandeert zijn naam. Het is een sensatie. Aangekomen bij de cornervlag valt hij echter op handen en knieën. Het publiek zwijgt en onze held laat zijn hoofd hangen. Langzaam komt zijn hoofd omhoog. De camera zoomt in. Het megatron boven vak C toont zijn pruillipje. De stilte duurt voort. Dan strekt zijn mond zich langzaam weer uit tot een stralende lach. Hij staat op en rent onder oorverdovend gejuich naar de tegenovergeleven cornervlag voor een salto.

"And the crowds are going wild"

2.2.04

Soms 

Soms herinner ik me woorden waar ik eerder die dag niet op kon komen. Vandaag waren dat "gimmick" en "effectbejag".


De Hoofdpersoon 

Ik wandelde over de nieuwe boulevard. De rijkdom die het plaveisel uitstraalde contrasteerde sterk met de armoede van de huizen en de mensen. Ik was of wij waren, dat weet ik niet meer, op zoek naar de naar de Hoofdpersoon uit de Braziliaanse realityshow over boksen. De man had alle ronden overleefd en was als sterkste uit de bus gekomen. Ons was verteld dat hij zich in deze kleine kustplaats zou ophouden. Het klonk logisch. De armoede zou aansluiten bij zijn eigen achtergrond, de rijkdom bij zijn nieuw verworven status. Dus kwamen we hier zoeken.

In een snackbar aan de nieuwe boulevard sprak ik een man aan. Zijn slechte gebit maakte hem moeilijk verstaanbaar, maar ik begreep dat hij wel wat te melden had over onze Hoofdpersoon. Hij sprak van grote helden uit de Braziliaanse geschiedenis en plaatste onze Hoofdpersoon achter in het chronologsche rijtje. Het was een terugkerend refrein. Iedereen die we aanspraken aanbad de Hoofdpersoon. De kleine man die groot geworden was. Een echte vechter. Een van ons. Dat waren de mantra's. Al snel zaten vrijwel alle bezoekers van de snackbar om ons heen en getuigden van de Hoofdpersoon, waarbij verwijzingen naar echte ontmoetingen in het vage bleven.

In een hoek zat een mager meisje. Ze was zo'n 16 jaar oud en als ze ergens anders was geboren was ze mooi geweest. Zij was, samen met de barman, de enige die niet aan was komen schuiven toen de verhalen over elkaar heen rolden. Ze viel me pas op toen langzaam maar zeker iedereen was verdwenen. Er bleven een paar mensen over die hun eigen tafel en eten weer opzochten en ik besloot dat ik hier ook maar zou eten. Op het moment dat ik naar de counter liep, wenkte ze me. Naast haar stond een jerrycan, zo te zien gevuld met water. Nog voor ik was gaan zitten begon ze te vertellen.

Ze was vandaag van de berg af komen lopen, met de jerrycan met water. Toen ze langs de kwekerij van graszoden kwam was ze over het veld zo dicht mogelijk langs de kant gelopen, aan de zijde van het huis van de eigenaar. Hier werden de gazonnen van de nieuwe rijken geproduceerd. Het gras was fel groen en het water glinsterde op het veld. Hoge bomen om en in het veld gaven de nodige schaduw. Ze liep langs het huis zoveel mogelijk op de rand van het gras. Normaal zou ze langs de andere kant van het veld zijn gelopen, maar daar waren de zoden af geplagd. Het water had de open liggende grond veranderd in modder en ze wilde schoon blijven. Haar angst voor het vuil overtrof haar angst om betrapt te worden.

Een werker op de zodenkwekerij zag haar, maar schonk haar verder geen aandacht. Ze was het huis en het veld voorbij en stapte de beekbedding in. Ze voelde opluchting. Na tien stappen door de bedding omlaag hoorde ze de bassende stem van de eigenaar. Hij riep haar terug. Ze twijfelde, wegrennen kon, maar de jerrycan zou haar vertragen. Hij had de weifeling gezien en riep nog eens, dwingender nu. Ze draaide zich om. Hij stond op het terras, achter een laag gepleisterd muurtje. Om haar goede wil te tonen deed ze drie stappen terug in de richting van het huis.

Vanaf het terras vroeg hij haar wat ze in de jerrycan droeg, zijn bas zwaar genoeg om de boodschap over die afstand te dragen. Ze antwoordde met een enkel woord, eigenlijk te zacht voor hem om te horen: "water". Hij knikte en begon een uitgebreid verhaal over de pest van chemicaliën op zijn velden. Hoe kerosine het gras verbrandde en dat water okay was. Ze knikte en liep door, nagestaard door de man die in gedachten nog andere chemicaliën afging die de pest waren voor zijn gras.

Tweehonderd meter verder werd de beekbedding versperd. Midden in de bedding stond een Alpenkreuzer met daarvoor vier Fransen op ouderwetse campingstoeltjes. De mannen dronken bier en maakten zich nu al vrolijk over het feit dat dit meisje er zo langs zou moeten. Ze verstond ze niet, maar had het wel begrepen. Ze wurmde zich langs de struiken, in een onzinnige poging om aan hun aandacht te ontsnappen. De man die het dichtst langs de kant zat haakte zijn voeten achter de gebogen buis van het klapstoeltje, wierp zijn armen over zijn hoofd naar achter, gooide zijn hoofd in zijn nek en strekte zijn lijf. Met zijn gezicht op de kop keek hij haar aan en zei iets, opnieuw in onverstaanbaar Frans.

Ze liep vlug door en de mannen lieten haar gaan, napratend over wat had kunnen gebeuren.

Toen ze ver genoeg verwijderd was stopte ze, zette de jerrycan neer en stak ze een sigaret op op de goede afloop. Ze keek uit over de baai. Op de grens van zee en land viel de frisrode kleur van de boulevard haar op. Haar mobiele telefoon rinkelde een populair Braziliaans liedje. Ze keek op haar de display en zag dat Hij het was. De man die wij zochten, de Hoofdpersoon. Ze had willen opnemen, maar staarde slechts zwijgend naar de naam op het schermpje. Langzaam gleed haar mond open, maar het liedje was al verstomd. Ze vertelde me dat ze het moment had willen markeren. Ze had haar hemdje omhoog gedaan en de sigaret uit gedrukt op haar linker tepel.


Somber word ik wakker. Het beeld van de sigaret op de tepel van het meisje is te veel om door slapen. Met de ogen dicht stommel ik naar de douche. Onder het warme water probeer ik een goede afloop voor mijn droom te verzinnen. Het lukt niet.


Nedstat Basic - Free web site statistics

This page is powered by Blogger. Isn't yours?

Feedback by backBlog