<$BlogRSDUrl$>

16.8.03

Vakantie 

Ik zit op een strandstoel en schrijf in een schriftje mijn blogjes
- Van Herwijnen haarwater
- Een sprookje
- Petit paradis perdu
- Stalin slaapt
Intypen doe ik later.

Inmiddels ben ik daar mee begonnen dit was de eerste.

15.8.03

En passant 1 

Prinses Irene in gesprek met een knotwilg:" We houden het kort, he?"

7.8.03

Draven 

Op woensdagavond komen we bij elkaar. We drinken, draven en dineren. Het zijn goede mensen dus ik ga graag.

Gisteravond was het woensdag. Een hete woensdag. Een van de goede mensen was op het lumineuze idee gekomen om de activiteiten naar het strand te verplaatsen. Terplaatse moet altijd even collectief besloten worden dat het draven vocht en vreten echt van elkaar zullen scheiden. "Gaan we lopen?" We gaan en ik zet de sokken in zuidelijke richting. Vier kilometer heen, vier kilometer terug, weet ik.

Drie strekdammen later heeft de vloed alle loopvlakken zorgvuldig uitgewist; het dilemma is modderen of ploegen. Mijn keuze is halfslachtig. Mijn schoenen klompen in het zand. Dit heeft minder met sport en meer met landbouw te maken, maar deze grond zal nooit vrucht dragen. Op het keerpunt valt het me nog mee, maar dat zal niet lang duren.

Het gaat steeds minder, en op een zeker moment gaat het mis. En dat moment heeft meer met geestelijke gesteldheid dan met fysieke gesteldheid te maken.

De zon gaat onder. Ik kan net voorlangs een ouder echtpaar dat langs de vloedlijn zit. Bruin. Rug gestrekt. Heel bruin. Handen omgekeerd op de gespreide knieen. Helemaal bruin. Gesloten ogen. Overal bruin. Naakt.

Hun lotushouding vormt een volmaakt passe partout rond hun bruine kruizen. Het is adembenemend.

Ik kan niet meer en maak mij uit de voeten.

Mathijs 

Hopla. Weer een uitdaging die triomfantelijk terzijde kan worden geschoven.

6.8.03

Slikken II 

-- Het verdient aanbeveling Slikken I eerst te lezen --

Twee agenten gingen een appartementenblok binnen en kwam even later naar buiten. P. liep tussen hen in, handen in de boeien, maar verder geheel niet het postuur van een gearresteerde. We sprinten naar de agenten toe en meldden dat hij bij ons hoorde. We dachten dat we hem zo mee zouden krijgen. Een van de agenten stelde een aantal relevante vragen: waar we vandaan kwamen, waarom we hier waren, wat onze relatie met de gearresteerde was.

Ijn laatste vraag deed er nog het meest toe: "Did he use drugs." We gaven het enig juiste antwoord: "No, that is the problem." Dat behoefde enige uitleg. Al die tijd stond P. monter om zich heen te kijken.

De agenten meldden dat ze hem via het bureau naar het ziekenhuis zouden brengen. Een kleine groep van ons zou daar ook naar toe. Zo belandden we om tien uur in de ochtend op een emergency room. P. lag in het achterste bed, met een gordijntje er om heen en een bewaker op een stoel er naast. Om de beurt schoven we aan het bed en praten wat tegen P. Hij reageerde zelden, maar als hij reageerde was hij heel levendig. Tegelijk blokkeerde zijn woorden het gesprek, want ze werden steeds onbegrijpelijker.

Zo rond drieën meldde een zuster: "The doctor will see him now". Niet gehinderd door gene over het knullige schortje stapte P. uit bed en verdween op blote voeten door de klapdeuren met aan zijn arm de bewaker. Wij zochten een plekje op de blauwe kuipstoeltjes.

De zuster kwam drie kwartier later terug. Of een van ons boven wilde komen. Samen met de hoogleraar volgde ik de zuster naar tweede verdieping. Midden in de gang stond een draadglazen wand met een deur. Op de deurpost zat een bel, welke de zuster indrukte. Aan het einde van de gang verscheen een stevige man met een indiaans uiterlijk en een korte witte jas. Hij stak zijn sleutel in de muur, er klonk een zoemend geluid en de deur zwaaide open. De man wenkte ons en liep met ons mee naar een klein kantoortje.

Het kantoortje had geen ramen was gevuld met medische voorraad en zes mensen. P., de hoogleraar en ik, de indiaan en twee andere mensen. De oudste, zonder witte jas stelde zich voor als psychiater. De hoogleraar overhandigde hem het potje, terwijl ik het briefje wat er nog steeds op geplakt zat vertaalde. De hoogleraar bleek meer te weten over P.'s historie in de psychiatrie en vertelde dat. De psychiater knikte maar zweeg. Hij legde aan ons beiden uit dat hij P. wilde bevragen,"but I don't understand him". Toen richtte hij zich op mij en vroeg of ik daarbij wilde helpen. De hoogleraar onderbrak hem en zei dat we morgen terug zouden vliegen naar Nederland, of P. mee zou kunnen. De psychiater zei dat hij dat nog niet wist en richtte zich weer naar mij. "Can you translate?" Ik bevestigde dat. Toen vroeg hij de hoogleraar of hij naar beneden zou willen gaan. Met de hoogleraar verliet ook een van de witte jassen het kamertje.

En dus formuleerde de psychiater voor mij een vraag in keurig Engels. Ik vertaalde die in het Nederlands, waarop P. antwoordde in een weinig gestructureerde combinatie van Engels, Nederlands en onbegrijpelijke woorden. Zoals me was gevraagd maakte ik daar een keurige Engelse tekst van. Af en toe ook reageerde P. direct op de vraag van de psychiater. Gedurende twee uur had ik niet het idee dat er zinvolle informatie werd uitgewisseld.

De psychiater gaf aan dat hij voldoende wist. Hij vertelde dat we morgenochtend P. konden bezoeken en dat hij op dat moment zou besluiten of P. zou kunnen vliegen. Ik kon vertrekken. Ik stond op, gaf de man een hand en verliet het kantoortje in de richting van de glazen deur. P. en de indiaan volgden. P. tikte me op de schouder. "Het is overal". Ik was te moe om te reageren. "Huhm". "Hier hebben ze het ook." "Huhu." We waren bij de glazen deur en de indiaan kwam tussen beide en richtte zich tot mij: "I'm letting you out and he stays in. I don't care how you arrange it" P. hervatte zijn monoloog "En weet je... Ik had niet gedacht dat jij er ook bij zou horen." "Waarbij?" vroeg ik. "Hierbij. Ik vertrouwde je nog wel". P. klonk boos. "Misschien is dan beter dat ik ga", zei ik. "Inderdaad", zei P. en beende terug de gang in. De indiaan keek me verbaasd aan en opende de deur.

Die avond logeerden we in Hoboken, in het Stevens Institutue of Technology, met uitzicht op Manhattan. De hele avond zat we zwijgend op een betonblok aan de rivier. De glinsterende stad was genoeg.

De volgende morgen reden we terug naar Kingston. Toen we door de zoemdeur waren liep P. op ons af, helemaal aangekleed. "Hoi", zei hij. Ik wist niet wat te zeggen anders dan standaard ziekenhuiszinnetjes: "Hoe is het?" "Goed hoor". De psychiater overhandigde de hoogleraar een brief en vertelde wat er in stond. P. had een stevige dosis van zijn medicijnen gekregen en een kalmerend middel, hij zou wat suf kunnen zijn. Daarvan was niet te merken. P. was weer gewoon, ongelooflijk gewoon. Zwijgend reden we naar het vliegveld, P. naast de hoogleraar, ik op de achterste bank van de minivan.

Twee weken na thuiskomst ging de telefoon. Het was P. Hij wilde me bedanken. Ik vroeg me af of hij zich herinnerde waarvoor. Ik heb het hem niet gevraagd.



Veel later kreeg een goede vriend baat bij wat extra lithium. Opnieuw zag ik het niet aankomen. Opnieuw deden de pillen hun werk feilloos. Aan hem kon ik later vragen wie hij was. Of de pillen hem definieerden. We zijn er niet uitgekomen.


Nedstat Basic - Free web site statistics

This page is powered by Blogger. Isn't yours?

Feedback by backBlog