<$BlogRSDUrl$>

11.2.07

Heilige Gerlach 2 




Heilige Gerlach 1 





23.5.04

Junk II 

Schrijf je een verhaaltje over iets wat tien jaar geleden voorviel, gaat de telefoon op een zondagmiddag in het nu. Zelfde stem met de zelfde wonderlijke combinatie van gedecideerde tranen. Mijn moeder spreekt de woorden uit, waarvan ik zeker weet dat ze ze stiekem even heeft geoefend: "Je vader heeft een hartaanval gehad en gaat nu met de ambulance naar het ziekenhuis." Ik antwoord dat we er aankomen. Waarop mijn moeder informeert of we plannen hadden voor vandaag. Ik herhaal dat we er aan komen.

Mijn teerbeminde plukt onze zoon uit zijn middagdutje, ik onze dochter bij een vriendinnetje vandaan. Onderweg naar huis zingt ze dat we naar opa en oma gaan. Ik zeg dat opa heel ziek is, zonder te weten waar ik haar echt op moet voorbereiden. Ze blijft vrolijk.

We komen te weten hoe hard onze auto echt kan. En dat dan anderhalf uur lang, terwijl op de achterbank bananen worden gepeuzeld en aanmoedigingen klinken om de grijze auto ook nog in te halen.

De afgelopen jaren ben ik regelmatig gewaarschuwd, apoe is sterfelijk. De waarschuwingen zijn hem zelf ook niet ontgaan. Als ik even alleen met hem ben, vertelt hij dat hij dit keer erg bang was. Eerder was het naderende einde rustig aan komen sukkelen. Nu was het als een ramkraak de gevel binnen gekomen. Ik knik. Eergister stond hij nog in mijn tuintje naast me te spitten en maakte plannen over wat hij met de tegels ging doen die hij zojuist in zijn auto had geladen. Zijn ogen lopen weer vol. Ik houd zijn hand vast. Die zit vol met blauwe plekken. Bijwerking van de medicijnen die de eerdere waarschuwingen moeten neutraliseren. Als hij zich een beetje stoot wordt het gelijk een enorme blauwe plek. Bij het werk aan ons tuintje had hij zich vaak gestoten. Tussen de blauwe plekken staat een naald in zijn arm. Er komen nog meer medicijnen bij. Nog een waarschuwing die na zal klinken in doordrukstrips.

De medische wetenschap, die nog het meest lijkt op organische loodgieterij, heeft zijn wonderen weer verricht. We gaan naar huis en spreken met mams af dat ik snel weer kom. Ze is weer in haar dappere modus gesprongen. Dat kan ze inmiddels goed. Op de parkeerplaats staat ze naast een lege auto, klaar om naar een leeg huis te rijden. Een uurtje later zal ze de zusters en broeders weer verleiden tot bezoekuren ver voorbij sluitingstijd.

Onderweg terug dineren de mijnen op een terras van een wegrestaurant. De penzen van de chauffeurs, het voedsel dat geserveerd wordt en de file die voor onze ogen ontstaat; veel te veel verwijst naar dichtslibbende aderen, naar ziekte en naar het verlies dat ons steeds maar net met rust laat. Mijn dochter vraagt nog maar eens waarom opa verdrietig was. Ik pik een frietje van haar bord.

10.5.04

Moederdag 

Ik zat gister op het mooie plein van onze stad, als vader alleen met kleine M en kleine W. De paar mensen op het terras zagen in mij een jonge weduwnaar waarmee het weer wat beter ging. Jonge vaders die rond etenstijd op een terras zitten met alleen twee kleine kinders lokken kennelijk dat soort gedachten uit.

De avondmis ging uit en niet-van-zwaar-gereformeerd-te-onderscheiden-katholieken wandelden over het plein naar de parkeerplaats. Een dronken terrasbewoner met rode neus riep ze toe: "Hoe was de dienst". Hij had ooit ook in zo'n optocht gelopen, hij kende het jargon. Ik ook.

M wees naar twee mannen die achter mij zaten, schaterde met kleine gilletjes en riep: "Papa, ze zoenen, die mannen zoenen." Ik keek haar lachend aan en bevredigde mijn nieuwsgierigheid pas na mijn appelgebakje.

M wilde een ijsje toe. Ik vroeg haar wat voor smaak ze wilde en begon, omdat ik het wist, met chocola. Ze herhaalde onmiddelijk "sjokola". Ik bleef andere smaken noemen, want je weet het nooit, en na de "cocos" draaide ze zich om en zei met beledigde blik: "sjokola-ha". Dus kochten we drie ijsje, vanille, tiramisu en chocolaha tussen de toeristen op het beroemde plein van onze stad. W draaide in zijn karretje zijn ijsje onmiddelijk om, om op het puntje van het hoorntje te knabbelen. Dat vindt hij het lekkerst. Ik schraapte het bolletje van zijn jasje.

In het jeugdcentrum was een heftig festivalletje gaande. Op de stoep zaten de bijpassende mannen en een enkele vrouw, allen wilden ze vooral rauw zijn. M wees op een paar zorgvuldig rechtop gezette dreadlocks en zette haar stemmetje weer op. "Kijk papa, net zulke haren als de papa van de Stampertjes" (1). En ze had gelijk, zolang mevrouw Helderder niet langskwam.

Voor me op de gracht liep een sterhoogleraar van ons wetenschappelijk instituut. Hij was te koud gekleed en slingerde een klein beetje over de gracht. Hij was niet dronken, maar wist duidelijk niet wat hij daar op dat moment deed. Mijn reden daar te zijn lag in niets anders dan het eten met ijsjes met M en W. Het voelde als een gigantisch houvast.

Thuis liep ik met M op mijn nek en W in mijn armen de trap op. Ze dronken hun melk en klommen daarna boven op me. Ik waste chocola van de toet en vanille van de handjes, las voor uit Floddertje(2) en deed het licht uit.

(1) Schmidt,Annie M.G. en Fiep Westendorp [1971] Pluk van de Petteflet, Querido
(2) Schmidt,Annie M.G. en Fiep Westendorp [1973] Floddertje, Querido

7.5.04

Fijne tekst 

The Spiderman

I always take the same way home; straight up University Avenue, then right on Byres Road. And at the top I turn onto Observatory, then down the lane and home. I don't even think about it anymore, I just start walking and twenty minutes later I'll find myself there. But one night I found myself lost- I looked up and I was on Sydenham Road. And I'd no idea how I'd got there.

I waited for a while to see if anything was going to happen; to see if Id come there for any reason- but there was nobody about, and everything was quiet. And I walked home round Kensington Gate, and I forgot about it.

But since then more and more stuff like that has started happening. More things I used to do without thinking about them have started coming out differently, and I've started spending hours doing things I've got no interest in- with no idea why I'm doing them, but unable to stop.

I catch myself listening to bands I've always hated before, listening to their records over and over. And sometimes when I'm typing, a whole different bunch of words appear on the page from the ones I had in my head.

A few nights ago I went into Barrats to buy the newspaper I always buy- but when I got outside I realized I'd bought something entirely different. I was holding a magazine I'd never seen before, something about Science and Nature. I started reading it on the way home, and there was this article in there about a wasp that lays its eggs in the body of a spider. The wasp stings the spider, and a short while after the eggs have been laid the spider starts to weave a new kind of web- a kind of web its never woven before- without knowing why it's doing it. But when the spider dies, it turns out that what it's woven is a cocoon for the baby wasps. A place for them to hatch from. And they grow safely in there, while they feed on the spider's body.

I threw the magazine away, and made sure I took the right streets home. And I tried to remember if maybe I'd been stung by that kind of wasp.

And I started wondering how you would get rid of something like that...

Alwetend 

"Rouwverwerking" en "Monuta". Dat vond Google nodig om boven het vorige stukje als advertenties aan te bieden. Lijkenpikkers. En nog mis ook. Paps versus pagerank 1:0.

3.5.04

Junk 

Mijn moeder belde. Dat ze gebeld was door het ziekenhuis waar mijn vader lag. Of ik naar het ziekenhuis kwam. Ze ging er zelf ook naar toe. Nee, meer wist ze niet. Ik zei dat ik er aan kwam en trok mijn jas aan en fietste op mijn Rino Weekend Star naar het station. We wisten beide wanneer ze zouden bellen.

Ruim anderhalf uur moet ik uit het raam van de trein gestaard hebben. Ik woonde nog maar een half jaar in Den Haag en de route naar Zwolle had iets geruststellends, zoals de route naar Den Haag juist altijd iets onheispellends in zich droeg. Vanaf het moment dat ik begreep waarom mijn moeder belde, voelde ik een zekerheid die ik niet van mezelf kende. Het leven was eenvoudig geworden, ik moest er zijn voor mijn moeder en mijn vader, bij hun zijn. Dat was alles wat ik op dat moment kon en moest doen. Bij 't Harde werd het donker. Het was een grijze dag in februari.

Mijn moeder was in de tijd dat mijn vader ziek werd ook anders geworden. Ik heb het idee dat in haar de zelfde zekerheid te keer ging als in mij. Het was duidelijk wat je moest doen, geen twijfel mogelijk. De angst voor het massieve dreigende verlies delfde het onderspit. Mijn moeder wist drijvend op die zekerheid het ziekenhuispersoneel om te kopen met haar glimlach en lapte de bezoekuren aan haar laars. Zo kende ik mijn moeder niet.

In Zwolle stond mijn moeder boven aan de trap op het station. Ze zei niets en we hielden elkaar goed vast. Achteraf begreep ik dat ze daar ruim een uur heeft moeten staan. Van huis naar het station in Zwolle is een kort ritje en thuis zitten heeft ze vast niet gekund. Allerlei mensen op weg naar huis hebben haar gepasseerd, daar boven aan die trap, terwijl niet alleen naar het ziekenhuis durfde.

We reden met de auto naar het ziekenhuis. Mijn moeder vertelde dat ze verder ook nog niets wist. Dat ze gebeld hadden of ze kwam.

We parkeerden, vroegen bij de portier naar de afdeling en wandelden door de gangen. De gang naar de zaal had aan het einde dubbele deuren. Alleen de linker stond open en we keken in tegen het schelle licht. Mijn moeder liep aan mijn arm en was in het ziekenhuis steeds meer op mij gaan hangen. Nu, in de gang moest ik haar echt ondersteunen. Ook haar ogen waren aan het licht gewend en hadden mijn vader gezien.

In de zaal lag mijn vader, ingekaderd door de open deur. De afgelopen weken ziekte hadden zijn bolle kabouterimago weggepoetst. Het grote ziekenhuisbed en de enorme machine waar zijn bloed doorheen werd getrokken maakten hem nog magerder. Vlak voor de deur haakte mijn moeder zich los en bleef achter de gesloten rechter deur staan.

Mijn vader begroette met een enthousiasme dat ik niet van hem kende. De obligate vraag beantwoordde hij met "goed, heel goed". Hij vertelde uitgebreid hoe de zuster hem uit de ziekenhuiskerk had geplukt, omdat het echt niet goed met hem ging. Dat ze zijn "shunt" in zijn schouder hadden geplaatst. En hoe hij aan Babar, het pluche olifantje dat hij van ons had gekregen, had gevraagd of het goed zou gaan. En dat het olifantje vanaf de stang boven zijn bed had geknipoogd en gebaard dat hij zich geen zorgen hoefde te maken. En hoe veel beter hij zich was gaan voelen van de maximale dosis corticosteroiden. Mijn mams schoof ook aan en de zekerheid wat te doen maakte langzaam plaats. We waren er, vanaf nu was het in handen van de dokter. Wat ons restte was de angst voor verlies.

31.3.04

Recreational mourning 

Er hing een sfeer als in de pauze van een lokaal popfestival. Links van mij vochten twee jongetjes met elkaar tussen de narcissen. Terwijl de knokkeltjes op de schouders knotsten rolden ze menig narcis tegen de grond. Voor mij liep een man met twee broodjes sate in plastic bakjes. Veel videocamera's en fototoestellen. Het zonnetje scheen op deze lentedag en een meisje liep langs met een stevige bos van de narcissen. Mijn zoon zat sjacherijnig in zijn wagentje. Hij was zo verkouden dat ik zijn neus maar niet meer afveegde. Mijn dochter zat op mijn nek en zong:"we gaan naar Juliana".

Sommigen hadden hun keukentrapje mee getorst. Een man stootte in het gedrang op het pad met zijn trapje tegen een kind in een kinderwagen. Er ontstond een korte woordenwisseling tussen de man van het trapje en zijn echtgenoot. De vrouw achter de kinderwagen hield zich afzijdig.

In de verte begon een klok te beieren. De vechtende jongetjes hielden even op. Maar na de derde schalm trapten ze elkaar al weer tegen de enkels. Toch werd het stiller. Mensen die in het gras hadden gelegen stonden op. Jammerende kinderen werden op de arm genomen. Er klonk een kanonschot. Mijn dochter vroeg van boven wat dat was. Ik zei een saluutschot en realiseerde me onmiddelijk dat dat woord niets voor haar betekende. Ik voegde er aantoe dat iemand een kanon afschoot. Het onvermijdelijke waarom volgde. Vandaag was het antwoord simpel: "omdat Juliana dood is". "Maar waarom dan." Omdat als iemand dood is er niet veel beters is wat je kan doen. Het werd nog stiller. De stoet kwam van de brug af in onze richting met voorop een kapel. Wat ze speelden was in mineur en iets waarvan kop en staart naadloos op elkaar aansloten als een oneindig bandje. "Ze spelen een liedje van Juliana", zei mijn dochter. Ik knikte, wat ze voelde met haar handjes onder mijn kin.

Mijn dochter vroeg me wat ze me al dertig keer had gevraagd. "Waarom zijn die mensen verdrietig" Ik zweeg. "Omdat Juliana dood is he?" Ik knikte.
Ze had een nieuwe vraag verzonnen. "Papa, wat is een begrafenis." Ik zei dat je dan een plekje hebt gevonden voor iemand die dood is.

De pluimen van de lijkkoets en de narcissen wapperden in de koude wind.

22.3.04

Rouw 

Om het verlies van een 94 jarige vrouw of om het verlies van de eigen vastberaden naïviteit?

16.3.04

Vies verhaal 

Ik zit op de pot. Ik durf er geloof ik wel voor uit te komen dat ik een langpoeper ben. Nu hebben we op het werk fijne toiletten in stemmig grijs. De deur is zo egaal grijs dat er naar staren van dichtbij een prettige ervaring van leegte oproept. Je moet wat als langpoeper.

Ik hoor de deur van de toiletten opengaan. Het dicht slaan wordt onmiddellijk gevolgd door gefluister. Tijdens het geklater in de urinoir blijft fluisteren doorgaan. Ook door het wassen van de handen blijft het klinken. Iemand staat te plassen en kan zijn hersens niet uit zetten. Zeker twee minuten fluistert iemand continu tegen zichzelf, tenminste dat denkt hij. De deur sluitend neemt de fluisteraar zijn geluiden met zich mee.

Het gefluister had niets formulerend, het was nauwelijks taal. Het was ook niet te verstaan, maar droeg een mengeling van frustratie en briljantie in zich. Hetzelfde demonische en goddelijke waarvoor het in B-films wordt gebruikt. En het kwam van een collega, in het toilet, boven het urinoir in een wetenschappelijk instituut ergens in Nederland.

Ik fixeerde nog maar eens op de deur en zette nog een keertje aan.

11.3.04

Onder ons 

Zo, nu zijn we weer onder ons. Dat kan je wel aan Stalin overlaten. Zelfs slapend decimeert hij de horden tot een enkeling en uiteindelijk tot een eenling. Tot jou. Je hebt het volbracht. Nu kunnen we met zijn tweeen verder. Het wachten is bijna voorbij.

17.2.04

Stalin slaapt 

We staan voor een huis, het enige huis dat in de landerijen te zien is. Het huis is helemaal van stro gemaakt, maar is toch een echt huis. Achter het huis staat een rij populieren. De rij lijkt naar links tot de horizon door te lopen, maar wordt twee keer onderbroken: eerst voor het kanaal en later nog voor de grote weg. Naast ons staat een volle aanhangwagen op het zandpad. De kar staat scheef omdat trekstang gewoon op de grond licht; er mist een auto. Een strak blauw dekzeil houdt de spullen, het lijken meubels, op zijn plaats. Het is aangenaam warm en vanuit het huis klinken vrolijke stemmen.
We praten wat.

of

Langs de weg ligt een parkeerplaats met vrachtwagens. We rennen er over. Het ziet er uit alsof we een balletje trappen, maar een bal is niet te zien. Langs de weg en de parkeerplaats staat grijs metaalplaat als hek of muur, grijs met een tikje lever. Je ziet alleen wat er boven uit steekt. Daar suggereren kranen het bestaan van containers en schepen, misschien een sloopterrein. Maar je ziet het niet. Ook de vrachtwagens zijn grijs met een tikje lever. Eigenlijk is alles grijs met een tikje lever. Alles is geschilderd zoals schepen worden geschilderd, met dikke lagen, gewoon overal overheen. Aan erg hoge palen midden op de parkeerplaats hangen schijnwerpers als lantaarns. Ze zijn niet aan, terwijl het toch al schemert. Het rennen wordt wandelen als we bij de spoorlijn komen.
Er wordt ontspannen gelachen.

of

In deze stad ligt een eiland in de rivier. Het eiland is groot en kent zoveel brede bruggen dat weinigen het als een eiland herkennen. Alleen op de kaart zie je dat het echt een eiland is. De wegen tussen de bruggen golven dwars over het eiland, over de twee heuvelruggen aan beide boorden. Tussen de twee heuvels, midden op het eiland ligt de kleine botanische tuin van de stad, misschien wel van het land. De tuin heeft prachtige kassen met goudkleurige, misschien wel gouden bogen om het glazen dak te ondersteunen. Het is niet eens kitch.
Ik wandel wat tussen de bomen.

of

Het is een rechthoekig en geheel geplaveid plein. Aan de twee lange zijden van het plein liggen hoge gebouwen. Aan de korte zijden gaat het plein over in parken. Op het plein rijden auto's steeds uit andere richtingen, afhankelijk van welk stoplicht op groen staat. Ik heb me goed voorbereid en ben te vroeg. Dat stemt me tevreden. Ik kijk in de etalage van de kantoorboekhandel onder in een van de hoge gebouwen. Je kunt het gebouw best een wolkenkrabber noemen. De etalage ademt de jaren zeventig, met vinyl ringbanden en onderleggers en grijze ladekasten. Ik ga naar binnen en koop een extra schrift. Als alle stoplichten op rood staan ren ik het plein over, het is een stevige afstand, maar het gaat me makkelijk af. Op de stoep wandel ik verder naar het gebouw waar ik denk te moeten zijn. Boven de dubbele schuifdeuren prijkt een acht; ik ben op het juiste adres. Als ik binnenkom gaat de lift net open en komt een jonge vrouw in grijsbruin mantelpak me tegemoet. Ze lacht, draait een kwartslag en spreidt haar armen; ze nodigt me in de lift.
Ik werd verwacht.

of

Het station van de ondergrondse lijkt nog het meest op een mijnschacht met veel te veel hoogte. Het plafond zit ruim twintig meter boven de perrons. Het is er donkerder dan je gewent bent in metro's. Het schijnsel van de lampen aan het plafond bereikt het perron nauwelijks. Een lange smalle roltrap, die midden op het perron begint, benadrukt de hoogte door in een klein lichtpuntje te eindigen. Boven stap ik een stationshal binnen, Victoriaans maar dan zonder pleistering. Bakstenen tierlantijnen en juist een veel te laag dak. Er rijden treinen die nog ik alleen kende van de folders van de Märklin, een bedekte rood, een strakke balkvorm met ronde hoeken en een bedeesd geluid.
Ik eet een broodje.

16.2.04

Cebus 

Cebus. Zo heette hij. Als we om een uur of 8 aan kwamen fietsen zat hij in zijn keukentje de NRC te lezen. Hij had de boerderij overgenomen van zijn ouders maar wat voor boer ben je als je Cebus heet en de NRC leest. Dat dachten de boerinnen ook, want hij had nooit iemand kunnen bekoren. Hoewel we nog niets van de liefde begrepen, begrepen we dat wel.

We reden gelijk door naar de schuur en trokken een overall en laarzen aan. Dan liepen we terug naar de keuken. Cebus zat aan de keukentafel en legde ons uit wat die dag de bedoeling was, zette koffie met zout en buisman, at een boterham met ontbijtkoek en aaide zijn stokoude hondje. Het hondje zou de spinazieoogst dat jaar niet overleven. Ze hebben hem uit de klei moeten graven.

Dan liepen we naar het land en daar een dag heen en weer tussen de bieten, 400 meter heen en 400 meter terug, met op je rug een rugspuit met 10 liter groeihormoon. Je spoot een wolkje op de foute plantjes. Waar je geweest was hadden ze een u-bocht gemaakt en waren hard bezig naar de grond te groeien.

Op het land begon het niet zomaar met regenen. De buien kwamen aanglijden en je hoorde ze van verre aanruisen over de spinazie, aardappelen en bieten. Dan keek je elkaar aan en ging je spuit ruilen voor een hak. Spuiten werkte niet in de regen.

De hak is een soort teruggebogen schoffel. Je wipte de plantjes uit de grond, dan gaan ze alsnog dood. De truuk is zoveel mogelijk van de wortel en zo weinig mogelijk grond mee te wippen.

En 's avonds in bed zag je op het plafond nachtschade, distel, ruit.

13.2.04

Verzoend met de draak 

Het Gesticht was vernoemd naar een heilige die een draak versloeg. Symboliek lijkt me een belangrijke houvast als je de werkelijkheid uit je vingers glipt.

Maar groot is mooi en veel is lekker, dus fuseerde het voortvarende management zijn Gesticht met anderen. En bij een fusie past een naamsverandering. Het Gesticht heet nu naar de modderige regio waar de bewoners toch al vandaan kwamen. Het bord bij de ingang met het nieuwe logo is alweer kapot. De kapel op het groene terrein, die eerst nog zijn legitimering vond in de naam, staat er verloren bij en biedt weinig troost meer.

Op de smalle weg langs de kapel loopt een vrouw. Ze ziet er uit als een boerin in ruste. Haar schoenen zijn groen; schuimzolen voor de comfortabele loop, maar net te klein voor haar gezwollen voeten. Ze draagt een wollen mantel van iets donkerder groen die net onder haar knieën begint. De mantel zit stijf om haar llichaam en lijkt het bij elkaar te houden. De bovenste knoop van de mantel is dicht en op de kraag ligt haar statige en gevulde onderkin. Ze draagt een plastic montuur met grote ronde glazen. Haar grijze permanent is mooi gedaan en weet goed de dunnere plekken in haar haar te maskeren.

Achter haar bril huist continu een frele glimlacht en al van grote afstand hoor ik haar hakken door de steentjes sloffen.

11.2.04

8 mm 

Er stond een rolkar in de kantine, een beetje in de weg. Zo'n kar met manshoge stalen rekken aan de zijkant waarin supermarkten hun spullen laten aanvoeren. In de zijkanten zit een speciaal plaatje gelast, voor stickers. Op het plaatje van deze rolkar zat ook een sticker. Een sticker met veel cijfertjes en een barcode. De leesbare tekst sprak:"Andijvie 8mm". En daar kan een kar vol van. Alleen stonden er nu kratten in. Zonder andijvie. Leeg. Maar de kar had ooit vol gezeten met andijvie, gesneden op precies 8mm.

Goaaaaaaaaal 

Kleine W. is ruim een jaar. Elke dag leert hij iets nieuws en elke dag levert hem dat euforie. Het moet de gelukkigste tijd van het leven zijn, in ieder geval tot nu toe.

Hij loopt door de kamer met zijn armpjes in de lucht. Zijn gezicht straalt. Het doet nog het meest denken aan de linksback van het Nigeriaanse voetbalelftal die in de finale het winnende doelpunt scoort en een aanloopje neemt voor zijn salto naast de cornervlag. Het publiek scandeert zijn naam. Het is een sensatie. Aangekomen bij de cornervlag valt hij echter op handen en knieën. Het publiek zwijgt en onze held laat zijn hoofd hangen. Langzaam komt zijn hoofd omhoog. De camera zoomt in. Het megatron boven vak C toont zijn pruillipje. De stilte duurt voort. Dan strekt zijn mond zich langzaam weer uit tot een stralende lach. Hij staat op en rent onder oorverdovend gejuich naar de tegenovergeleven cornervlag voor een salto.

"And the crowds are going wild"

2.2.04

Soms 

Soms herinner ik me woorden waar ik eerder die dag niet op kon komen. Vandaag waren dat "gimmick" en "effectbejag".


De Hoofdpersoon 

Ik wandelde over de nieuwe boulevard. De rijkdom die het plaveisel uitstraalde contrasteerde sterk met de armoede van de huizen en de mensen. Ik was of wij waren, dat weet ik niet meer, op zoek naar de naar de Hoofdpersoon uit de Braziliaanse realityshow over boksen. De man had alle ronden overleefd en was als sterkste uit de bus gekomen. Ons was verteld dat hij zich in deze kleine kustplaats zou ophouden. Het klonk logisch. De armoede zou aansluiten bij zijn eigen achtergrond, de rijkdom bij zijn nieuw verworven status. Dus kwamen we hier zoeken.

In een snackbar aan de nieuwe boulevard sprak ik een man aan. Zijn slechte gebit maakte hem moeilijk verstaanbaar, maar ik begreep dat hij wel wat te melden had over onze Hoofdpersoon. Hij sprak van grote helden uit de Braziliaanse geschiedenis en plaatste onze Hoofdpersoon achter in het chronologsche rijtje. Het was een terugkerend refrein. Iedereen die we aanspraken aanbad de Hoofdpersoon. De kleine man die groot geworden was. Een echte vechter. Een van ons. Dat waren de mantra's. Al snel zaten vrijwel alle bezoekers van de snackbar om ons heen en getuigden van de Hoofdpersoon, waarbij verwijzingen naar echte ontmoetingen in het vage bleven.

In een hoek zat een mager meisje. Ze was zo'n 16 jaar oud en als ze ergens anders was geboren was ze mooi geweest. Zij was, samen met de barman, de enige die niet aan was komen schuiven toen de verhalen over elkaar heen rolden. Ze viel me pas op toen langzaam maar zeker iedereen was verdwenen. Er bleven een paar mensen over die hun eigen tafel en eten weer opzochten en ik besloot dat ik hier ook maar zou eten. Op het moment dat ik naar de counter liep, wenkte ze me. Naast haar stond een jerrycan, zo te zien gevuld met water. Nog voor ik was gaan zitten begon ze te vertellen.

Ze was vandaag van de berg af komen lopen, met de jerrycan met water. Toen ze langs de kwekerij van graszoden kwam was ze over het veld zo dicht mogelijk langs de kant gelopen, aan de zijde van het huis van de eigenaar. Hier werden de gazonnen van de nieuwe rijken geproduceerd. Het gras was fel groen en het water glinsterde op het veld. Hoge bomen om en in het veld gaven de nodige schaduw. Ze liep langs het huis zoveel mogelijk op de rand van het gras. Normaal zou ze langs de andere kant van het veld zijn gelopen, maar daar waren de zoden af geplagd. Het water had de open liggende grond veranderd in modder en ze wilde schoon blijven. Haar angst voor het vuil overtrof haar angst om betrapt te worden.

Een werker op de zodenkwekerij zag haar, maar schonk haar verder geen aandacht. Ze was het huis en het veld voorbij en stapte de beekbedding in. Ze voelde opluchting. Na tien stappen door de bedding omlaag hoorde ze de bassende stem van de eigenaar. Hij riep haar terug. Ze twijfelde, wegrennen kon, maar de jerrycan zou haar vertragen. Hij had de weifeling gezien en riep nog eens, dwingender nu. Ze draaide zich om. Hij stond op het terras, achter een laag gepleisterd muurtje. Om haar goede wil te tonen deed ze drie stappen terug in de richting van het huis.

Vanaf het terras vroeg hij haar wat ze in de jerrycan droeg, zijn bas zwaar genoeg om de boodschap over die afstand te dragen. Ze antwoordde met een enkel woord, eigenlijk te zacht voor hem om te horen: "water". Hij knikte en begon een uitgebreid verhaal over de pest van chemicaliën op zijn velden. Hoe kerosine het gras verbrandde en dat water okay was. Ze knikte en liep door, nagestaard door de man die in gedachten nog andere chemicaliën afging die de pest waren voor zijn gras.

Tweehonderd meter verder werd de beekbedding versperd. Midden in de bedding stond een Alpenkreuzer met daarvoor vier Fransen op ouderwetse campingstoeltjes. De mannen dronken bier en maakten zich nu al vrolijk over het feit dat dit meisje er zo langs zou moeten. Ze verstond ze niet, maar had het wel begrepen. Ze wurmde zich langs de struiken, in een onzinnige poging om aan hun aandacht te ontsnappen. De man die het dichtst langs de kant zat haakte zijn voeten achter de gebogen buis van het klapstoeltje, wierp zijn armen over zijn hoofd naar achter, gooide zijn hoofd in zijn nek en strekte zijn lijf. Met zijn gezicht op de kop keek hij haar aan en zei iets, opnieuw in onverstaanbaar Frans.

Ze liep vlug door en de mannen lieten haar gaan, napratend over wat had kunnen gebeuren.

Toen ze ver genoeg verwijderd was stopte ze, zette de jerrycan neer en stak ze een sigaret op op de goede afloop. Ze keek uit over de baai. Op de grens van zee en land viel de frisrode kleur van de boulevard haar op. Haar mobiele telefoon rinkelde een populair Braziliaans liedje. Ze keek op haar de display en zag dat Hij het was. De man die wij zochten, de Hoofdpersoon. Ze had willen opnemen, maar staarde slechts zwijgend naar de naam op het schermpje. Langzaam gleed haar mond open, maar het liedje was al verstomd. Ze vertelde me dat ze het moment had willen markeren. Ze had haar hemdje omhoog gedaan en de sigaret uit gedrukt op haar linker tepel.


Somber word ik wakker. Het beeld van de sigaret op de tepel van het meisje is te veel om door slapen. Met de ogen dicht stommel ik naar de douche. Onder het warme water probeer ik een goede afloop voor mijn droom te verzinnen. Het lukt niet.

26.1.04

Tractaties 

Treets. Zo heeten M&M's vroeger. Ik realiseerde me zojuist dat het een verbastering was van "treats". Tractaties dus, maar dan zonder a en met e: trecteties. En wie mij kent weet dat ik dan me het liedje herinner en daar anderen mee lastig val.

Treets knabbelknikkers, melkchocolade, krokant suikerlaagje, Treets
Met die knabbelknikkers doe je lekker lang, Treets


Opeens zat ik in het hoofd van de meneer die in 1979 met zijn hippe Opel Ascona uit Amsterdam naar Veghel was komen rijden om het liedje aan de directie van Mars voor te leggen. In de bijeenkomst legde hij nog eens de nadruk op de vondst "knabbelknikkers". Hoe goed dat aansloot bij de doelgroep. En hoe ouders ook aangesproken werden door de naam van het snoepje zelf, met verwijzingen naar belonen en uitdelen.

Waarschijnlijk was dat jaren later ook de reden van naamsverandering. Jongeren kregen steeds meer zelf geld en leerden sneller Engels. Ze zouden begrijpen wat "treets" werkelijk betekent: iets wat een ouder aan een kind geeft, of misschien kinderen aan elkaar. En dat je dan eerst je goed moest gedragen. Of dat er iemand jarig was, dat mocht ook. M&M's zou beter aansluiten bij de doelgroep.

In de laatste reclame voor het snoepje is het delen 180 graden omgedraaid. Je jat ze van je buurman in de bioscoop. En daarna vreet ze ze zoveel mogelijk zelf op.

Waarom ze van Raider (overvaller) dan Twix (Twice the Experience) hebben gemaakt is me een raadsel.

22.1.04

Horde 

Het was een warme zomerdag. Ierland, Nederland, Brazilie en de Verenigde Staten speelden een potje voetbal en dat alles was op de Nederlandse televisie te volgen. We hadden zitten kijken naar een fijne 2-0 van het Nederlands elftal en maakten ons op voor de volgende wedstrijd. Een biertje op het terras zou het wachten wat veraangenamen.

We wandelden naar de Grote Markt. Toen we de hoek omsloegen bleken alle stoelen opgestapeld. Geen terras te bekennen. Voor de deur van twee cafe's stonden grote vrachtwagens, pal aan de gevel. Aan de overzijde van het plein was een grote groep mensen verzameld, met de rug naar ons toe. Kennelijk trok achter hen iets de aandacht. Terzijde van de groep lag een oude Ford Taunus, oranje opgetuigd, op zijn zij te branden. Elke keer als ik in dergelijke situaties verzeild raak, overheerst naiviteit, niet alleen bij mij.

We verbaasden ons collectief over het ontbreken van de terrassen en wandelden naar de overkant om te zien wat gaande was. Toen we halverwege het plein waren draaide de menigte zich als één man om en begon te rennen, recht op ons af. Me verbazend over mijn eigen daadkracht draaide mijn lichaam zich om en zette het op een rennen. Ik was onderdeel geworden van de horde.

Door de straten heen verdunde de horde zich snel. Hoewel het niet passend leek, besloten we dat we toch een biertje wilden en vonden dat uiteindelijk in de Kettingstraat. Een man holde langs met zijn trainingsjack volgepropt met paraplu's. Daarna een andere man met in zijn armen een keyboard en daar bovenop een keukenmachine. De snoeren sleepten over de grond. Meer van dat soort plaatjes ontrolden zich.
Bij een pallet bakstenen verbaasden we ons dat dit hier open en bloot stond. Een uur daarvoor hadden we in de stenen geen amunitie herkend. De neiging tot gooien bleek besmettelijk. Alleen wij hielden ons in, zoals de meesten dat doen.

Die avond zagen we Brazilië winnen van de Verenigde Staten, onderweg naar het wereldkampioenschap. In het journaal dat volgde werden beelden getoond van iemand die uit de Kijkshop kwam, waarschijnlijk kort voor wij daar arriveerden. Hij droeg een TV. Voor de winkel gooide hij de TV kapot, maakte een korte buiging voor het toegestroomde publiek. Er werd niet geklapt. Hij draaide zich om en liep terug de winkel in.

Met open mond heb ik zitten kijken naar de laatste versie van de horde de afgelopen dagen. Rob Oudkerk was wethouder en tegelijk een vuns en een kluns; als vuns zocht hij ranzige seks en als kluns vertelde hij dat aan Heleen van Royen. Hij was ook populair; grip krijgen op hem was zo moeilijk als stelen bij de Kijkshop. Toen de ramen eenmaal inlagen haalde iedereen iets van zijn gading om het buiten weer stuk te gooien. Ook was er een wat klungelig optreden van de ME in de vorm van PvdA-zwaargewichten. Daarbij was er geen ontkomen aan meerennen.

Nu likt iedereen zijn wonden. En we zijn niet eens een ronde verder.

9.1.04

Bushokje 

Hij stond in een bushokje. Of eigenlijk in een tramhokje. Of eigenlijk het hokje waar je wacht op de tram. Om precies te zijn.

Hij droeg hij een strakke zwarte spijkerbroek, op het eerste gezicht zoals altijd. Daarboven hing een leren jek om zijn brede maar magere schouders. Het jek was ook zwart, maar met okergele vlakken met letters er op. Hij stond voorover gebogen over het draadijzer bankje in het tramhokje, waardoor het zijn bankje was geworden. Op het bankje wankelde een halfliterblik Heineken. Naast het blik lag even niets en dan een open pakje Drum.

Ik fietste langs, onderweg naar mijn werk. Ik keek door het glas van de achterwand en betrapte hem in zijn afgescherme ritueel.

Hij draaide een sigaret, waarbij hij overdreven naar voren boog. Zijn lange zwarte haren hingen echter niet voor zijn maar langs zijn gezicht. Het was een houding, linker knie gebogen voor de rechter en haar zorgvuldig links langs het hoofd geknikt, die je eerder bij elegante vrouwen verwacht dan bij stoere mannen. Hij had het opgenomen in zijn routine, want het belemmerde hem nauwelijks bij het rollen van de sigaret. De haardracht was kennelijk net zo bestendig als zijn broekkeuze. Nieuwer leek het haar op zijn gezicht. Het sikje en de snor toonden dat ze al een tijdje aan zijn aandacht ontsnapt waren.

De stoere man in elegante-vrouwen-houding. Aan de boemel in de ochtendspits in een bushokje. Of eigenlijk een tramhokje.

2.1.04

Knal 

Daar stond ik dan, samen met mijn vader. Elders in de straat wapperden mensen met sterretjes en ging af en toe een siervuurwerkje de lucht in. Mijn paps had zijn pakket op zijn schouder gedragen toen hij binnenkwam. Ik had een zak klappers en een ultrapijl.

Waar mijn ouders wonen komt op oudejaarsavond af en toe een batterij carbitschieters langs. Groepjes toffe jongens met melkbussen. Daarin wordt met carbit en water waterstofgas geproduceerd en door een gaatje in de bodem aangestoken. Er was een duidelijk onderscheid tussen de veel drinkende omstanders met puffende rotjes en de weinig drinkende carbitschieters met hun bassende dreunen die alles verder overstemden.

Waar ik tot vorig jaar woonde joeg op oudejaarsavond de grootste concentratie Chinezen in Nederland er hele rollen vuurwerk door. Het zag er de volgende ochtend uit alsof het rood gesneeuwd had. Voor de vorm staken we ook hier puffende rotjes af, totaal overstemd door het geratel van om de hoek. De scheiding tussen omstanders en schieters was nog steeds groot, al leidde de lulkwaliteiten van de plaatselijke bevolking wel tot grotere vermenging tussen de omstanders. Je werd als regelmatig aangeklampt voor een goed gesprek en een pletsje champagne.

Voor het eerst sinds ik me kan heugen waren wij het, mijn vader en ik, die de geesten uit de straat moesten jagen. Dat hebben we gedaan, met z'n tweeen. Hij was dronken. Ik maar een klein beetje. De buren keken zwijgend toe.

30.12.03

Een mooie avond 

Mijn ouders wilden met hun kleinkinderen naar het kerstcircus in een middelgrote plaats in het midden-des-lands. We lieten het circus aan hen over, al had ik wel twee uur naar de ogen van mijn dochter willen kijken. Bij dergelijke gelegenheden zit ze op het puntje van haar stoel, haar billen tegen de rand en haar tenen op de grond. Ze houdt haar handen voor haar borst tegen elkaar, klaar om ieder moment te gaan klappen. Ze bijt continu op haar onderlip, niet zoals volwassenen over de gehele breedte, maar met haar twee voortanden. En ze bijt echt stevig door. Ze krijgt er een konijnenmondje van. Wanneer er iets gebeurt, springt ze voor haar stoel op en neer, klapt hard en of twee keer. Ze gaat gauw weer op het puntje van de stoel zitten, kijkt snel opzij met een stralende lach en duikt weer met al haar aandacht in het spektakel. Zelfs als dat een clown is die achter een haan aan zit. Ik koos er voor om dit keer niet in de ogen van mijn dochter te kijken en kreeg zo de mogelijkheid weer eens rustig in de ogen van mijn geliefde te kijken.

Mijn ouders wilden graag na afloop pannenkoeken eten, of we mee gingen. Ze hadden nog heel wat af moeten bellen voor een tafel, want de meeste etablissementen sluiten in de betreffende plaats op maandag de deuren, zelfs in de kerstvakantie. "Nee meneer, dan maken we schoon".

Het hoge huisnummer in het adres deed ons al wantrouwen en inderdaad belandden we in iets wat ik tot voor kort alleen uit de Verenigde Staten kende: een restaurant achteraan een uitvalsweg. Mijn vader had iemand aan de telefoon gehad met een hele lange neus, die zonder problemen zijn restaurant geafficheerd als een pannenkoekenhuis, terwijl het ging om een pizzeria met op het menu 1 pannenkoek: naturel.

Hier werden wij na het circus weer verenigd met kinderen en ouders. We liepen naar binnen. Wat van buiten een opgekalefaterde keet was, was van binnen volgens de regels behangen met stuc en flessen. Er was een ballenbad inclusief aan de muur de rekening voor de laatste reiniging in mei 2003. In dat ballenbad was het, zoals altijd in ballenbaden, oorlog. De kinderen kregen bij binnenkomst een kleurplaat: een geprint velletje van het internet. Aan de muur hingen de bewijzen dat de beheerder geslaagd was voor de bedrijfshulpverleningscursus in Nieuwegein. De kinderstoelen konden tevens dienst doen als schommelskelter. Het houtsnijwerk was van papier-mache. De wc's waren nog uit de tijd dat dit een feestzaal was geweest en de omgeving nog boerenland was. En tussen bestelling en serveren zaten ruim een uur.

Zonder ironie: het was een mooie avond.


22.12.03

Raar 

George W. Bush: "het Iraakse volk moet Saddam Hoessein zelf berechten."
Snap ik.

George W. Bush twee dagen later: "Saddam Hoessein verdient de ultieme straf"
Snap ik ook.

Maar beide uitspraken samen snap ik dan weer niet. Het zal aan mij liggen.

17.12.03

Naakt 

Leinonlein en ik waren 6 jaar getrouwd. Om dat te vieren gingen we naar de sauna.

In de ochtend raakten we gefascineerd door bilspleten, en dan vooral de overloop van de bilspleet naar de rug. Wat velen van u niet weten is dat daar grote variatie in is. We zagen bilspleten die waren afgezakt, dat bleek ons veel lelijker dan een kloeke bilspleet tussen structureel uitdijende billen. Maar onze aandacht werd vooral getrokken door een wat oudere vrouw. Ze was stevig gebouwd en boven aan splitste haar bilnaad zich in een perfecte drietand, zuiver als een onderrugtatoeage. Terwijl ze de trap afdaalde in het zwembad werd ze mevrouw Neptunus gedoopt.

Na ons tweede rondje sauna trok vooral schaamhaar onze aandacht, de vele verschillende vormen hiervan zijn u beter bekend. Daar zwijg ik dan ook verder over, al blijf ik me verbazen over het fenomeen van de geschoren zak. Onze interesse werd getrokken door een meisje. Ze was begin twintig. Ze liep met een korte pas met veel gebruik van de hak en de voeten uit elkaar wijzend. Ze keek tijdens het lopen naar een plek twee meter voor zich en soms even op. Niet dik, maar wel mollig. Inderdaad, type veel-gepest-op-school-met-den-bijbel. Haar driehoek was uiterst strak bijgewerkt naar een smal rechthoekje. Het kleine streepje betekende duidelijk veel meer dan een scheerbeurtje. Ze had de broekrok voorgoed afgelegd.

Dood III 

Onze oude buurman ging dood. Dat meldde ik een tijdje geleden. Maar hij leeft nog steeds, alle prognoses versplinterend. Gewoon door zijn sterven te ontkennen.

Mijn oom ging dood. Dat meldde ik een tijdje geleden. Ook dat hij gestorven was. Gewoon door het sterven te omarmen.

Ik heb altijd gevonden dat je de realiteit rucksichtlos moet omarmen, hoe ingewikkeld dat soms ook mag zijn. En als iemand die het weten kan je meldt dat je snel zal sterven, dan lijkt me dat uiterst reeel. Nu zit in die overtuiging een deuk.

Natuurlijk heeft de buurman die bleef leven naasten van hem vervreemd die wel wisten wat er aan de hand was, maar daar nadrukkelijk niet over mochten praten. Dat was minder mooi. Natuurlijk heeft mijn oom vervreemde mensen weer omarmd voor hij stierf. En dat was mooi.

Maar dit is een wereld waar het verhaal van leven voor elk individu het gewonnen heeft van het verhaal van het sterven voor de ander. Een simpel: "maar die ander leeft nog!" vertrappelt elke verwijzing naar het indrukwekkende sterven van mijn oom.

Dan is het logisch: als je leven aan een leugen hangt, dan leef je die leugen en laat je hem waar worden.

Tjeempig 

Dus je post een poos niet en hebt een kleine opleving. Hebben ze het allemaal de volgende dag gelezen. De lieverds.

15.12.03

Spindokter 

Spinvis in de VPRO-gids: Ik ben niet lui maar langzaam. Ik las het en hoopte dat men dat ook in mij zou herkennen.

Gaap 

Elk jaar, zo rond 1 november duiken mijn hersenen onder. Het moet hetzelfde gevoel zijn als een beer die weet dat hij een plekje moet gaan zoeken voor zijn winterslaap. Elke keer zo begin januari, soms later, word ik weer langzaam wakker.

In het verleden bracht het slechts kleine ongemakken, zoals verloren portemonnees, gemiste afspraken en andere onhandigheidjes. Juist door de geestestoestand bleven de ongemakken klein. In de jaren van ongebondenheid heb ik dan ook genoten van deze periodes . Als de wereld vernauwt blijft er weinig over dan een gelukkig zijn. Nirwana en zo.

Ik ben inmiddels gebonden. Aan vrouw en aan kinders. Wat me bindt is dat ik van alle drie zielsveel houd. Ook voel ik mij gebonden aan mijn mooie werk en de mensen met wie ik werk. En ik zie mijn ondergedoken hersenen door hun ogen, hun vragende ogen. En het genieten is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor ongemak.

Dus als ik binnenkort een afspraak mis, een schuld vergeet, een verjaardag laat passeren: ik weet het, ik heb mij door uw ogen gezien. Ik doe mijn best, maar het wachten is op de zon, tot haar stralen mij wekken.

27.11.03

En passant 2 

Delftse student tegen collega: "Ik heb thuis internet, echt kontje-kontje snel".

Meneer Cruijff 

Het is woensdagavond en we hebben gedraafd. We puffen uit, terwijl op de buis Ajax een balletje trapt. De reclame komt en gaat. Dan verschijnt Johan Cruijff in beeld. Tom Egberts geeft hem alle ruimte.

J.C. vindt Zlatan Ibrahimovic tactisch niet zo sterk. Als Sneijder met de bal naar de zestien-meter van Milan komt, biedt Zlatan zich aan door naar de bal toe te bewegen. Hij trekt een Milan-verdediger mee, die zijn oog op Zlatan en Sneijder en de bal kan houden en tegelijk de ruimte voor Sneijder verkleinen. De Milan-verdediger kan drie-dubbel verdedigen.
Zou Zlatan weglopen, dan ontstaat ruimte en verliest de verdediger het zicht op de bal. De verdediger moet Zlatan volgen en kan niet meer anticiperen op hetgeen Sneijder met de bal gaat doen. Duidelijk meer mogelijkheden tot scoren.

Ik was met stomheid geslagen. Zo helder als hij een enkel mechanisme uit het complexe gefriemel voor de goal lichtte.

Ik las vanochtend het artikel wat ik aan het schrijven ben over ander complex gefriemel. Ik denk dat ik Johan, sorry Meneer Cruijff, maar als co-auteur vraag.

25.11.03

1 

Mijn zoon werd gister 1. Ineens zaten er allemaal mensen in de kamer, met een taartje in de hand en klaar voor de pannekoeken die zouden volgen. Daar tussen door trok mijn zoon sprintjes op handen en voeten, iedereen die aandacht gaf belonend met een glimlach met kraai.

Tja, en dan moet iemand de pannekoeken bakken.

Bert-en-Ernie-taal 

Bas Eenhoorn is de scheidend voorzitter van de VVD. Hij is de promotor van Jip-en-Janneke-taal en heeft sterk mededogen met dit land. Begreep ik. Bas Eenhoorn mag bij NOVA zeggen wat hij vindt.
En hij vindt dat we maar eens naar een twee-partijen-stelsel moeten. Zo kan elke vier jaar een van partijen het roer volledig omgooien en krijgt de compromissencultuur gelukkig het genadeschot.

Ernie is inwoner van Sesamstraat. Hij is de uitvinder van bananen in je oren en heeft sterk mededogen met ballonnen. Begreep ik. Ernie mag in Sesamstraat zeggen wat hij wil.
Hij heeft een boterham. Bert heeft pindakaas. Na wat gesteggel besluiten ze tot een compromis. Elk en halve boterham met pindakaas, tot beider tevredenheid.

Bas Eenhoorn wil kennelijk vier jaar boterhammen en dan vier jaar pindakaas. Ik kan me wel voorstellen dat hij het gesteggel met de andere partijen zat is. Daar klinkt ongeveer dezelfde onzin.

PS.
Een zelfde napraterij is gaande over vuurwerk in het parlement. "Want dat vinden kiezers mooi". Recent heb ik wat beelden gezien uit landen waar parlementsleden elkaar op het gezicht slaan, voor rotte vis uitmaken en het pand uit jagen. Zag er best grappig uit. Er was een belangrijke overeenkomst tussen deze landen: het gaat er niet zo goed.


17.11.03

Gesprekken 

Steeds vaker vind ik mezelf terug in een gesprek waar ik helemaal niet in wil zitten.

Theorette: gesprekken , echte gesprekken, zijn er in drie soorten.

Er zijn gesprekken die nog het meest op boksen lijken. Beide partijen vechten tegen elkaar. Het ontstijgen van het onbegrip speelt een ondergeschikte rol. Dring je tegenstander in een hoek, als het moet de hoek waar hij helemaal niet in hoort. In onze beschaafde wereld komt knock out zelden voor. Gewonnen wordt er op punten.

Dan zijn er de gesprekken die op acrobatiek lijken. De partners staan op elkaars schouders. Samen vechten ze continu tegen de zwaartekracht van de onbegrepen wereld. Pak het argument van je partner en klim er bovenop. Als de figuur af is, ben je klaar. De figuur lijkt spontaan, maar is natuurlijk van te voren bedacht.

Tenslotte zijn er gesprekken die op een dans lijken. Het paar draait om het punt heen. De zwaartekracht van de onbegrepen wereld wordt belachelijk gemaakt. Niemand weet precies wat de volgende draai zal zijn, al zijn er regels. Iemand schijnt te leiden, maar de ander steelt de show. En het is mooi.

Ik ben gewend gesprekken te voeren van de laatste twee soorten. Maar ik vind mezelf steeds vaker in rok kostuum of glimmend lycra terug in de boksring . Mijn uitgestoken hand voor een opsprong naar mijn schouders, wordt geinterpreteerd als een linkse hoek. Met als antwoord een opstoot. Mijn poging tot leiden wordt gezien als afklemmen. Met als antwoord een knietje.

Maar eens in training gaan om de links-rechtse combinatie wat aan te scherpen.

Snif 

Het uitje naar Berlijn was uitermate enerverend, vriendelijk bedankt.

Wat volgde kan nog het best beschreven worden in de woorden van A.F.Th van der Heijden. Hij zegde eens een radiointerview af met als opgaaf van reden: geestelijke verkoudheid. Ik wilde u niet aansteken.

En het gaat weer beter, dank u.

21.10.03

Op pad 

Vrijdag gaan we een weekendje op bezoek, met de hele familie bij heer Lijnberg. Zijn standaardweekend voor gasten is dat men met hem mee mag lopen. Dat levert uiterst prettige weekenden op voor de gasten en heer Lijnberg kan zijn dingetje gewoon blijven doen.

Echter, heer Lijnberg wil mijn 1 en 3 jarige voorlopig nog uit de Russendisko, cocktailbars met blote dames aan de muur en shoarmatenten voor de nacht houden. Waarvoor ik hem als vader dankbaar ben.

Hij belde. Ik zat in de bus, dus ik kan mij vergissen. In zijn stem meende in onzekerheid te horen. De vaste succesformule die al jaren werkte moest voor een keer op de heling. Over haalbaarheid van geijkte en mogelijk succes van alternatieve activiteiten was reeds nagedacht. Hij zou een deel van zijn wereldstad gaan betreden dat ook had hij nooit bezocht had. Verder twijfel over bedjes, voeding en verplaatsingen. Twijfels van een jonge vader, herkende ik.

Het belooft een mooi weekend te worden met nieuwe ontdekkingen voor ons, onze sympathieke gastheer en voor onze kinders, zolang de dierentuin maar een giraf heeft.

20.10.03

EDHV 

Hij had zich voorgesteld als Joep. "Heeft u vaak last van hoofdpijn?" Ik dacht, vroeger wel, maar de laatse zes jaar niet en zei:' Nee, nooit". "U draagt nog geen bril en dan bedoel ik geen zonnebril?" Ik dacht: af en toe op het werk achter de computer dat ding van de Hema van 7 euro en zei: "Nee, eigenlijk niet". "Last van pijnlijke of tranende ogen?" Ik dacht, ik heb regelmatig last van de sentimentele tranen, maar dat bedoel je geloof ik niet en zei: "Nee". De reden dat ik daar zat was dat ik de kleine lettertjes niet meer kon lezen.

Ondertussen draaide hij met glaasjes en vroeg steeds: "Een ... of twee". Het was vaker twee dan voor een niet brildrager wenselijk was. Op het laatst had hij de optimale stand te pakken. Ik mocht de lettertjes nog een keer lezen en toen draaide hij de glaasjes terug naar 0. Ze leken accuut te beslaan. Hij draaide het apparaat voor mijn ogen weg, keek me aan en zei: "+2,75, het wordt een bril voor de hele dag."

Het voelde toch een beetje als een manke die jaren mobiel bleef met een ouderwetse stok, maar nu toch in een rolstoel zou belanden. Als een nederlaag.

Joep liet me wat brillen zien. Hippe modelletjes met aan het pootje een piepklein kaartje met een gigantisch bedrag. Ik voelde me gevleid door de mij toegedichte hipte. Mijn verweer lag in het kiezen van een niet astronomisch duur modelletje. Volgende week kon ik hem komen ophalen.

Later die dag zag ik een paarse rolstoel met erg strakke lijnen. Hij was mooi. Ik begreep dat het laten wegpoetsen van tekortkomingen met brillen, rolstoelen, siliconen of welke prothese dan ook, nog het meest moderne was van mijn nieuwe bril, meer nog dan het feit dat Madonna onderbroeken van het zelfde merk droeg. Ik gaf toe een maakbaar mens te zijn geworden. Volgende week zal ik eindelijk toetreden tot deze tijd.

18.10.03

Geit aan een touw 

Sinds een half jaar woon ik in dezelfde stad als waar ik werk. Ik ben verhuisd. Mijn werk vraagt niet van me dat ik regelmatig reis. Er is dan ook een plaats waar ik zelden meer dan twee kilometer van verwijderd ben. Filemeldingen zijn abstracte weergaven van een congestieprobleem, bladeren op de rails een technische opgave, de zomerdienstregeling een teken van mooi weer.

Het geeft een gevoel van controle. Mijn vader leerde me ooit een band te plakken, met een teiltje met koud water, zoeken naar de belletjes. En altijd eerst met spuug op het ventiel kijken of het slangetje niet lek was. En ook gelijk het velglint weer even recht leggen. En met de duimen van buiten naar binnen de buitenband weer over het laatste stukje van de velgrand drukken. Die lekke band is nu mijn grootste mobiliteitsprobleem en dat kan ik aan. En als het moet loop ik en kom op tijd.

Ik verwachtte dat ik de trein zou gaan missen. Elke ochtend was het halen van die ene trein wat me uit bed en onder de douche door joeg. Op het station van vertrek kocht ik een croissantje dat ik net voor het station van aankomst op had. Het gaf een gevoel van efficiëntie, zo snel opstaan, douchen en aankleden en eten en reizen tegelijk. Ik verwachtte dat ik zonder trein veel te laat zou gaan arriveren op het werk, de prikkel van de harde deadline van 9:28 zou gaan missen. Het bleek anders.

Meestal mis ik de trein dus niet. Soms wel. Dan zie ik dat de straten van de stad zijn als bruine loopgraven. Je waadt er doorheen, verbonden met het veen onder de tegels. Dan wil ik met de trein naar een andere stad, me verheffen boven het vlakke groen en horen bij de blauwe lucht en de witte wolken.

Ik verheug me dan ook nu al op de vijf uur treinen van volgende week en dat ik maandag gewoon weer op de fiets mag.

17.10.03

Lijst 1972-1976 

1 De beker met karnemelk van Freek Hielkemeier, als de dop er 's middags af ging
2 Buurvrouw Liedje die het beboterde brood in een kommetje hagelslag drukt
3 De twee Marsen in de beige tas op mijn opoe's schoot
4 Het stampende monster dat mijn hartslag bleek
5 Met zijn vieren bij het vennetje in het donkere bos, wachten op wat komen gaat
6 Mijn moeder's nylon nachtjurk geplakt tegen de kachel van het huisje
7 Luisteren boven aan de trap, als de broer van Alexander de schade aan zijn Polo komt verhalen
8 Weer bijkomen onder aan de boom met de vriendjes van mijn zus bezorgd over me heen gebogen
9 De paniek terwijl mijn gezicht in het gras blijft gedrukt
10 De geur van frikandel met chloor in het Sportfondsenbad

(met dank aan de heren Walter van den B., Dirk van W., en Alex Z.)

15.10.03

Naar het Noorden. 

De grijsgroene vlakte, ruisend van de regen, is het decor voor hun bedevaart. Het pad is niet te missen tussen de lage struiken. Op de weg naar het Noorden glimt de modder.

Over het pad liep een kleine groep schrijvers. Lopend hadden ze elkaar gevonden. Tijdens een wolkenloze avond had ze elkaar vermaakt met de oorzaak en de reden van hun samengaan. Ze waren het eens. Passeren hadden ze elkaar gedaan met geen andere oorzaak dan tijd en plaats van hun respectievelijk vertrek en hun snelheid. Natuurlijk had hun gezamelijk doel geholpen. Maar het passeren was nooit voltooid. In hun gezichten hadden ze elkaar herkend, daar lag de reden. Hun pas hadden ze ingehouden of juist verlengd. Nu gingen ze samen, minder zichzelf, minder eenzaam.

Ooit hadden ze los van elkaar besloten deze reis te maken, op zoek naar ervaringen. Natuurlijk was daar de belofte van het Noorden, waarmee ze elkaar aanmoedigden. Maar ze wisten best beter. Ze liepen hier omdat ze de wereld op hun pupillen wilden laten bonken, aan hun trommelvliezen laten trekken, hun neuzen laten open halen. Weg uit de huizen, weg uit de hoofden, weg uit de gedachten.

Ik weet dit alles omdat ik er tussen liep. Liep, want ik struikelde. Mijn knieen plantten zich in het veen. Mijn vingers verdwenen in de modder. De regen maakte kleine kringen op mijn knokkels en tikte op mijn jas. De kou veroverde langzaam mijn lichaam, via vingers en knieen.

Natuurlijk vroeg ik ze niet op mij te wachten, ze moesten verder. Ik had ze nog wel horen roepen en ze hadden gelijk. Ook ik moet verder. Hier kan ik niet blijven.

Ik sta weer, voorover met mijn handen op mijn knieen en mijn hoofd ik de nek. In de verte kan je ze nog net zien, tussen de regengordijnen die langs de luchten zwieren. Ik recht mijn rug en zet het ene been weer voor de ander. Misschien bereik ik ze dan voor donker.

2.10.03

Lunchgesprek 

De Leidse collega's vertelden dat in verband met Leids Ontzet de binnenstad is afgesloten met een cordon van hekken.

Denkt u daar maar even over na.


Nedstat Basic - Free web site statistics

This page is powered by Blogger. Isn't yours?

Feedback by backBlog